Opgravingswerken aan de Abdijkerk zijn nog niet afgerond…

Op dit moment is in Ninove de Dienst Archeologie van SOLVA nog altijd druk doende met opgravingswerken ter hoogte van de Abdijkerk waar een middeleeuwse nederzetting die later tot 18de-eeuws gastenverblijf behoorde, wordt blootgelegd.  In opdracht van de Stad Ninove voert de Dienst Archeologie van SOLVA momenteel een onderzoek uit in de Kloosterweg te Ninove. De aanleg van een nieuwe plein infrastructuur met grote regenwaterbekkens en de aanleg van nieuwe rioleringen zullen voor een grote verstoring van de ondergrond zorgen. Omwille van het grote archeologische potentieel van de locatie, drong een onderzoek zich op. Archeologen kiezen immers niet zomaar waar ze graven: het archeologisch proces is steeds onderdeel van het bouwproces. Pas als er werkzaamheden zullen plaats vinden waarbij archeologische sporen te verwachten zijn, kan er opgegraven worden. Zo’n onderzoek gebeurt altijd voorafgaand aan de werken.

Het onderzoek naar de geschiedenis van de abdij is al jaren aan de gang, en kan bogen op zowel uitgebreid historisch als archeologisch onderzoek. Op basis van historische bronnen is geweten dat de eerste kloostergemeenschap in Ninove in 1137 werd opgericht in de buurt van de parochiekerk in de Nederwijk. Het is volgens huidige inzichten pas in 1157 dat er gestart wordt met de bouw van een kerk en abdij op de Coudenberg aan de huidige Kloosterweg. In 1166 wordt de abdijkerk in gebruik genomen na de voltooiing van het koor. De bouwgeschiedenis van de abdij is onder te verdelen in drie fases: een romaanse ( van medio 12de eeuw tot ca. 1457/1525), een gotische (ca. 1325-1425 tot 1761) en een classicistische fase (1761- jaren 1790). De opdeling van de bouwfases is complex, aangezien sommige oudere delen bleven bestaan en uitgebreid werden, op het moment dat er bouwwerken in “nieuwe stijl” werden aangevat.

De romaanse fase blijft, althans deels, bestaan tot ongeveer 1500. Deze fase bestaat uit een kerk, gelegen op ongeveer dezelfde locatie als de huidige kerk, en kloostergebouwen die volgens de huidige hypothese te situeren zijn ten zuiden van de romaanse kerk, ter hoogte van het huidige Kerkplein. De gotische fase start in de 14de eeuw met de bouw van nieuwe conventsgebouwen ten noorden van de romaanse kerk. Pas later wordt de romaanse kerk vervangen door een nieuwe kerk. De bouwwerkzaamheden aan deze kerk zullen duren tot begin 18de eeuw. Na de overplaatsing van de conventsgebouwen naar de nieuwe vleugels, worden de oude gebouwen ten zuiden van de kerk afgebroken. Toen de conventsgebouwen werden verplaatst naar de terreinen ten noorden van de abdijkerk, moesten oudere gebouwen hiervoor plaats maken. In de classicistische fase, dewelke start in de 2de helft van de 18de eeuw, worden de conventsgebouwen afgebroken en volledig heropgericht. Lang heeft men echter niet van deze panden kunnen genieten want na de verkoop als nationaal goed, worden de gebouwen in 1823 ontmanteld.

Ten noorden van de hoofdingang van de kerk, en haaks op de gotische conventsgebouwen heeft er gedurende meer dan een eeuw een gastenverblijf gestaan. Historisch kaartenmateriaal uit het midden van de 17de eeuw beelden dit gebouw af, maar op kaarten en documenten uit de (late) 18de eeuw, zoals de opmetingsplannen voor verkoop opgemaakt in 1797, is dit gebouw niet meer zichtbaar. Afbeeldingen van het gastenkwartier zijn schaars, waardoor slechts op enkele documenten kan teruggevallen worden. De “Situs fundamentalis aedificiorum abbatiae Nineviensis” is een anoniem ontwerpplan uit 1648 dat de tweede gotische bouwfase weergeeft. Dit plan toont een gebouw met onder meer ontvangstruimten voor gasten met daarnaast een poort naar de tuin en de abdijhoeve. Een afbeelding uit 1650 gemaakt door Carolus Boel geeft een idee hoe dit gastenverblijf er moet uitgezien hebben: een vrij smal gebouw met kamers op het gelijkvloers, eerste verdiep en zolderverdieping. Over het opstaande gedeelte kan het archeologisch onderzoek geen uitspraken doen, over resten in de ondergrond des te meer.

Tijdens de opgraving zijn delen van de buitenmuren, een vloerfragment en de riolering van het gastenverblijf teruggevonden. Deze geven interessante inzichten over hoe het gastenverblijf er uit heeft gezien en hoe het functioneerde. In de vloer zijn verschillende tegelformaten en patronen te zien. Het grootste gedeelte van de bewaarde vloer is gelegd in rode terracotta vloertegels. Daarnaast is ook een deel van de vloer in een afwisselend dambordpatroon van zwarte met rode tegels gelegd. Vergaande interpretaties zijn op basis van dit vloerfragment moeilijk, maar het toont wel aan dat er verschillende herinrichtingen of verbouwingen moeten geweest zijn in het gastenverblijf. Onder de vloeren ligt een rioleringssysteem dat uitgeeft in een grote beerput (zie verder). Tijdens de opgravingen zijn verschillende stortkokers teruggevonden die uitgaven op de riolering. Hieruit blijkt dat meerdere vertrekken eigen sanitaire voorzieningen had. Een voor die tijd grote luxe!

Het was destijds niet ongewoon dat mensen resideerden in een abdij of klooster tijdens een reis. Overnachtingsmogelijkheden binnen een middeleeuwse of vroegmoderne stad waren vaak weinig luxueus en ruw. Veel kloosters en abdijen stelden slaapplaatsen binnen de kloostermuren ter beschikking voor reizigers, wat een belangrijke bron van inkomsten was. Maar omdat de plaatsen binnen abdijen of kloosters doorgaans beperkt waren, was dit enkel voorbehouden voor mensen van rang en stand, zo ook in Ninove. Door de rijkdom en het belang van de abdij, resideerde de hoogste adel er. Onder de vele gasten bevond zich bijvoorbeeld in 1692 Willem III, stadhouder van Holland en koning van Engeland. Op dat moment aanvoerder van het enorme leger dat rond de stad gelegerd was. Met hem reisde onder meer zijn secretaris Constantijn Huygens jr. mee. Die beschreef in zijn dagboeken hun verblijf in de abdij van Ninove in 1692.

Teksten zoals van Constantijn Huygens beschrijven het leven in het klooster, of vertellen ons hoe de gebouwen er uit zagen, maar het archeologisch onderzoek geeft een heel andere kijk. Doordat de riolering en de beerput na het laatste gebruik niet volledig geruimd zijn geweest, kan het archeologisch onderzoek een heel andere, directere en ongefilterde inkijk geven in het leven van de kloosterlingen en hun gasten.

In de zone waar een regenwateropvang wordt voorzien (tussen de Kloosterweg en de Residentie d’Abdij), mochten de archeologen dieper graven dan op de rest van het terrein. Ze troffen twee heel interessante structuren aan. Onder het gastenverblijf van de abdij liep een rioleringstelsel, waar de kamers op aangesloten waren (zie hoger). Die riolering mondde uit in een grote beerput, die op zijn beurt overging naar een grote vijver die ter hoogte van de huidige residentie d’Abdij lag. Deze beerput was gebouwd in baksteen met een gebogen gewelf en een bakstenen vloer. De beerput was deels opgevuld met puin, maar onderaan was nog een dikke laag beer bewaard. Wellicht is de beerput verschillende keren geruimd geweest, waardoor aan te nemen is dat de opvulling te linken is aan de laatste gebruiksfase van de abdij op het einde van de 18de eeuw. De studie van de inhoud van de beerput kan ons veel informatie verschaffen over de levensomstandigheden in die tijd. De gebruiksvoorwerpen zoals aardewerk of glas informeren over de materiële cultuur van die tijd en geven een indicatie van handelsnetwerken bv. glas uit Venetië of porselein uit China. Ook de studie van dierlijk bot en plantaardige resten geven een uitstekende inkijk in het leven in de 18de eeuw: zo kunnen we te weten komen wat er op het menu stond, maar ook welke kruiden men gebruikte en wat er werd aangevoerd. Doorgedreven onderzoek naar parasieten kan zelfs informatie geven over de algemene gezondheidstoestand van de mensen: was men gezond, of deden er ziektes de ronde?

De beerput van het gastenverblijf doorsnijdt een ouder bouwwerk opgetrokken uit baksteen en gerecupereerde natuursteen. Dit gebouw dateert wellicht uit de 14de eeuw, en is een stuk ouder dan het gastenverblijf, waarmee het geen link heeft. Op een kaart uit het begin van de 17de eeuw staat een gebouw afgebeeld dat “slachhuys” wordt genoemd (slachthuis). Mogelijk is dit gebouw te linken aan (een voorganger) van dit gebouw. Verder chronologisch onderzoek zal hierover uitsluitsel moeten geven. Verschillende bouwfases en verbouwingen kunnen er op wijzen dat het gebouw in het begin een ander uitzicht had, en dat de functie als beerput pas later werd toegekend. In de funderingen zijn verschillende natuurstenen aangetroffen die gerecupereerd zijn uit oudere bouwwerken.

Net als de beerput van het gastenverblijf, was ook deze beerput grotendeels gevuld met puin, waaronder nog een dikke laag beer bewaard was. Doordat deze laag onder de permanente grondwatertafel zat, is ook het organisch materiaal goed bewaard gebleven. Naast aardewerk zijn ook voorwerpen in vergankelijke materialen zoals leren schoenen of houten meubelornamenten bewaard gebleven.

Naast sporen die te linken zijn aan de abdij, zijn tijdens de opgraving ook oudere sporen aangetroffen. Deze sporen getuigen van een periode voor de komst van de abdij naar de Coudenberg. De kuilen en paalsporen zijn te linken aan eenvoudige houten boerderijen, gebouwd op de rand van de vallei van de Beverbeek. Het schervenmateriaal uit de kuilen wijst op een datering in de 10de of 11de eeuw, een moment waarop de Stad Ninove zich nog ten volle moest ontwikkelen. Het aardewerk uit het Rijnland (regio Keulen) wijst op handelscontacten over lange afstand, waaruit blijkt dat de hoeves zeker niet geïsoleerd lagen. Momenteel zijn dit de oudste middeleeuwse sporen die bij opgravingen zijn ontdekt in Ninove. Na een verdere studie kunnen deze meer kennis opleveren over de ontwikkeling van de stad en de interactie met het platteland in deze periode.

Ondertussen gaan de opgravingen verder in de Kloosterstraat en de aanpalende zones waar de werken voorzien zijn. Na het afronden van het veldwerk worden alle gegevens gebundeld en neergeschreven in een verslag. De combinatie van doorgedreven onderzoek en de toepassing van de nieuwste natuurwetenschappelijke methodes zal kunnen leiden tot een belangrijke aanvulling van de bestaande kennis van de abdij en de geschiedenis van Ninove. Meer beelden tonen we jullie via onze Facebook-pagina. Delen of vindt ik leuk wordt gewaardeerd.

(Foto: SOLVA)

Deel dit bericht via:
Dit bericht is geplaatst in Nieuws. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Current ye@r *